donderdag 19 juli 2007
19 juli 07 De Laugavegur
In het zuiden van IJsland ligt een van de meest beroemde wandelwegen ter wereld: de Laugavegur (warmebronnenweg) ; de trektocht van Landmannalaugar naar Thorsmork, vandaar via de bergpas Fimmvörðuháls verder naar het plaatsje Skógar met de Skógafoss waterval. De wandeling voert je door heel verschillende landschappen die allemaal zo hun eigen charme hebben. Het is een tocht die veel gelopen wordt, en de IJslanders zelf noemen haar daarom "Laugavegur". Dit is omdat het naar IJslandse begrippen druk kan zijn op deze tocht, en de Laugavegur is de grootste winkelstraat in Reykjavik en daar heeft ze haar naam dus aan te danken.
De Laugavegur is een 4-daagse trektocht van Landmannalaugar naar Þórsmörk . De route kan eventueel verlengd worden met een twee dagen durende voettocht van Þórsmörk via de pas Fimmvörðuháls (1100 m) naar Skógar. De route is gemarkeerd met paaltjes en de sommige rivieren zijn overbrugd, zoals de Kaldaklofskvísl, de Innri-Emstruá en de Fremri-Emstruá, alle drie woeste gletsjerrivieren, afkomstig van de Mýrdalsjökull. Andere rivieren moeten te voet worden doorwaad. De route wordt veel gelopen, aangezien er veel verschillende landschappen te zien zijn. Er zijn berghutten langs de route, waar overnacht kan worden en waar ook gekampeerd mag worden. Zowel het beginpunt als het eindpunt is met de bus te bereiken. De gehele route is ongeveer 50 kilometer lang.
Van Landmannalaugar tot net voor Alftavatn
De volgende morgen vertrokken we via het groene dal achter de FÍ-hut en kwamen we terecht in het lavaveld Laugahraun ("hraun" = "lava"). Hierop volgt een adembenemend mooie passage doorheen een landschap van ryolietbergen: de Brennisteinsalda ("brennistein" betekent "zwavel") aan de westelijke en de Bláknúkur aan de oostelijke kant. Niet ver van het pad zien, horen en/of ruiken we stomende fumarolen en dampende solfataren omgeven door prachtige gele zwavelkristallen. (Fumarolen zijn gasbronnen met stoom die kooldioxide, waterstofsulfide en waterstof bevatten. Is er ook zwavel aanwezig, dan gaat het om solfataren).
Na het oversteken van een bergrug en een hoogvlakte dalen we af naar een nieuw solfataren- en fumarolenveld: Stórihver ("Grote Warme Bronnen"). Naast het pad braakt een sinister gat kokend water uit.
we beginnen aan de lange maar geleidelijke klim naar de Hraftinnusker (1.128 m), in "Lonely Planet" terecht beschreven als "cold" en "forbidding".
Mocht er op de weg daarheen niet hier en daar een plantje proberen te overleven en mocht er in de verte niet af en toe een besneeuwde top prijken, dan zouden we ons astronauten op de maan wanen. Overal zwarte lava, hier en daar stukjes obsidiaan of "vulkanisch glas" ("hraftinnusker" betekent "obsidiaan"), een zwarte halfedelsteen met schelpvormige breukvlakken waarvan sommigen onder ons een stukje meenemen, zodat voortaan ons huis tegen brand zal beschermd zijn, als er tenminste waarheid schuilt in wat de IJslanders geloven...
Hierna volgt een pas, een kleine afdaling en dan is er de berghut van de FÍ in Hrafntinnusker (1120 m). Bij Hrafntinnusker is er in de buurt is er nog een ijsgrot te zien. Als wij hier aankwamen was het aan het regenen, we besloten in de hut te lunchen en niet meer naar de grot te gaan want die was al ingestort voor deze zomer. Na de lunch besloten we door te trekken richting Álftavatn tot aan een geschikte kampeerplaats in het dal.
We stapten nog ongeveer 2,5 uur door over een hoogvlakte met sneeuwvelden en zand. Het zand heeft veel verschillende kleuren, van zwart tot rood tot blauw. Deze kleuren zijn onstaan doordat mineralen, die opgelost waren in stoom, nu zijn neergeslagen op de zwarte zandkorrels. Na de hoogvlakte volgt er een korte steile afdaling naar een met vooral mos begroeide groene vallei waar we ons kamp opsloegen
Eerste overnachtingsplaats in een mooie vallei net voor de meren van Alftavatn
Abonneren op:
Posts (Atom)